Het is maandag, eind van de middag, als een vader zijn zoon op komt halen op het kinderdagverblijf. Maar … die zoon heeft alle tijd.
Want er ligt nog wat speelgoed in de gang, ziet hij. ‘Dat ruim ik wel op’, zei de leidster. ‘Ga jij maar lekker met papa naar huis.’ Maar nee, denkt hij, met zijn jas al aan en zijn vader die de klink van de deur al in zijn hand heeft, het is een kleine moeite om even te helpen.
Heel attent. Die komt er wel, die jongen -)
Nou moet je weten: ons kinderdagverblijf kent twee groepen, groen en blauw. Dat is niet vernoemd naar de kleur waarin de groep is geschilderd, heeft eigenlijk helemaal geen betekenis. Gewoon groen en blauw, omdat dat makkelijk te onthouden is, voor iedereen.
Iedere groep heeft zijn eigen speelgoed.
Nou wil het toeval dat er twee stukken speelgoed in de gang liggen om op te worden geruimd. Een voor de groene groep en een voor de blauwe groep.
Maar geloof het niet: het speelgoed voor de groene groep is rood, dat voor de blauwe groep is groen.
‘Kom maar’, zegt de leidster. ‘Ik breng het wel even weg, deze naar blauw, deze groen …’
En ze bedoelde: deze ís voor blauw en deze ís voor groen!
‘Nee’, zegt de jongen, verbaasd over de onnozelheid en kennelijke kleurenblindheid van de leidster. ‘Deze is groen, deze is rood!’
Zie je, soms heb je allebei gelijk -)
